Logistiek als ontwerpopgave in gebiedsontwikkeling – De Spoorzone in Zwolle

De meeste aandacht bij stadslogistiek richt zich op het schoner (op termijn emissieloos) organiseren van bestel- en vrachtwagenritten. In aanvulling daar op ligt er een focus op verschillende logistieke concepten om de logistiek ook slimmer – met relatief minder voertuigbewegingen in het levergebied – te organiseren. Los van de uiteindelijke opschaling van deze verschillende concepten, zal logistiek op gebiedsniveau onvermijdelijk aanwezig blijven. De vraag is hoe de grote diversiteit aan logistieke stromen zoveel mogelijk in de omgeving opgenomen kan worden om voertuigkilometers te minimaliseren en op deze manier bij te dragen aan leefbare gebieden. Dit betekent dat stadslogistiek niet enkel een verschonings- en verslimmingsopgave is, maar ook een ontwerpopgave.

Deze vraag is des te urgenter aangezien de stedelijke bevolking blijft groeien, steden verder verdichten en er meer aandacht voor leefbaarheid is in nieuwe gebiedsontwikkelingen. Dit laatste wordt onder andere vormgegeven door de ontwikkeling van groene en autoluwe wijken. Het risico is dat de inspanning voor leefbare gebieden deels teniet wordt gedaan door de aanwezigheid van logistieke voertuigen. Een elektrisch voertuig bezet immers net zo goed de openbare ruimte.

Samen met de Gemeente Zwolle en Fabrications hebben we de ruimtelijke inpassing van de groeiende hoeveelheid logistiek verkeer bij de herontwikkeling van de Spoorzone in Zwolle bestudeerd door op de volgende vraag in te gaan: Hoe kan de logistiek – zowel functioneel als ruimtelijk – worden opgenomen in het stedelijk weefsel zodat de overlast op wijkniveau geminimaliseerd kan worden?

Illustratief toekomstbeeld Bron: Ontwikkelkader Spoorzone Zwolle (Gemeente Zwolle & SITE Urban Development, 2020)

De komende jaren wordt de Spoorzone in Zwolle getransformeerd tot gemengde, autoluwe wijk met circa 1200 woningen en ruimte voor bedrijvigheid. Een inschatting laat zien dat hier in de toekomst een aanzienlijke hoeveelheid logistieke voertuigen rondrijden – van (elektrische) scooters voor maaltijd- en flitsbezorgingen en een veelvoud aan bestelwagens van (logistieke) dienstverleners tot zware vrachtwagens voor de bevoorrading van winkels en de instellingen in het gebied. Hoewel mobiliteit expliciet wordt meegenomen in de plannen voor de toekomstige Spoorzone, krijgt logistiek geen bijzondere aandacht. In dit onderzoek is een toolbox ontwikkeld waarin er met drie typen maatregelen een plek wordt gegeven aan verschillende soorten logistieke ruimtevragers:

1 . Logistieke hubs: als plekken waar goederen kunnen worden uitgewisseld om bewegingen door de wijk te optimaliseren. Hier wordt onder andere verbinding gezocht met de reeds geplande (mobiliteits)hubs op gebieds- en bouwblokniveau.

2.   Netwerk: (nieuwe) wegindeling die ervoor zorgt dat de kleinschalige mobiliteit (zoals cargobikes) volop ruimte krijgt en zwaardere stromen verminderd worden. Maatregelen die hieronder vallen zijn een LEV-route, multifunctioneel gebruik van infrastructuur en superblocks.

3. Gebouwen/openbare ruimte: inpassing van de overgebleven logistieke ruimtebehoefte door middel van interne dienstparkeerplekken, inpassing van laden en lossen (in bijvoorbeeld een expeditiestraat), opstelplaatsen voor LEV’s, interne afvalinzameling en microhubs in entreehallen bij gebouwen.

Toolbox met logistieke maatregelen

De functies in de wijk en de bestaande infrastructuur bepalen deels welke behoefte aan stadslogistiek er is, en wat dit betekent voor de mogelijke ontwerpmaatregelen die in de toolbox zijn voorgesteld. Deze ontwerpoplossingen zijn er op gericht om slimme combinaties met andere stedelijke functies te zoeken. Hierbij is het van belang om domein-overstijgend te kijken; mobiliteitshubs zijn bijvoorbeeld niet enkel voor personen, maar ook voor logistiek een oplossing. Om de ruimtelijke ingrepen te laten functioneren zijn er ook afspraken met en diverse maatregelen nodig richting bedrijven in de wijk, ontwikkelaars en vastgoedeigenaars, toeleveranciers en bewoners.

Het volledige onderzoek is hier te downloaden.